Vorige week was er weer een vakreferentenoverleg, dit keer in Leeuwarden bij Tresoar. Leuk, mijn Nijmeegse collega heeft er ook al over geschreven. De studiezaal van Tresoar is pas erg mooi verbouwd. Naast de boeken is er ruimte voor tentoonstellingen (nu de foto-tentoonstelling over Gerard Reve, Woelrat en Tijgetje in hun Greonterper jaren) en filmvoorstellingen. We waren een paar jaar geleden ook al bij Tresoar maar toen nog niet de Buma-bibliotheek (Griekse en Latijnse Taal- en Letterkunde) en de Fuks-collectie met Hebreeuwse werken gezien, nu wel. Na de lunch een verhaal bij de portretten en stukken van winnaars van de Gysbert Japicxprijs. Mooi hoor!
De vergadering ging over de ontwikkelingen bij de instellingen, over open access, het delen van internetbronnen en het afstemmen van digitaliseringsprojecten. Ik heb bijvoorbeeld idee om het Plakkaatboek te digitaliseren, hoe kan ik makkelijk nagaan of iemand dit al niet gedaan heeft? Het zou toch mooi zijn als we konden afspreken dat we om te beginnen in GGC zouden aangeven dat een werk gedigitaliseerd wordt of is of dat er plannen toe zijn, net als dat bij het Metamaforze project ook gebeurde. Maarja, in het geval van bijvoorbeeld de UB Utrecht die veel oude drukken gedigitaliseerd heeft maar niet in GGC catalogiseert, was dit geen oplossing geweest. Ik schreef al eerder over een nationale bibliotheekcatalogus die hiervoor zou kunnen dienen.
Een aantal ontwikkelingen vielen me tijdens het overleg op. Bij de universteitsbibiotheken worden vakgebieden samengevoegd, het vak wordt generieker. Als vakreferenten met pensioen gaan worden ze meestal niet opgevolgd; hun werkzaamheden worden ondergebracht bij een andere vakreferent. Die andere vakreferent heeft niet persé verstand van het vakgebied dat hij onder zich krijgt. Dat leer je wel bij is het idee, al niet niet met hulp van de wetenschappelijke staf van de faculteit. Hoe zorgvuldig blijft de collectievorming en ontsluiting dan? Worden we straks alleen maar aanbieders? We moeten toch verrijken zodat gebruikers beter kunnen vinden?
Een tweede trend, hierboven al even aangestipt, is de (gewenste) grotere rol van de onderzoekers/docenten bij de collectievorming. Dit wordt wel het “Nijmeegse model” genoemd waarin de hoogleraar boekvoorstellen doet. Bij een aantal bibliotheken geschiedenis functioneert al jaren een bibliotheekcommissie met leden uit de faculteit of de vakreferent heeft sowieso goed contact met de wetenschappelijke staf. Bij andere geschiedenisbibliotheken is dat veel minder. De bibliotheek verwacht een inbreng vanuit de faculteit maar daar is ook maar beperkt tijd beschikbaar en men vindt het eigenlijk ook wel erg prettig dat het gewoon door de vakreferent gedaan wordt.
Verder faciliteren de UB's het onderzoek door zgn. collaboratories of virtuele kennis centra in te richten: digitale platforms voor onderzoekers. Interessant. En natuurlijk, alle instellingen zijn aan het reorganiseren waarbij de de universiteitsbibliotheken gaan naar één bibliotheekorganisatie i.p.v. een UB en faculteitsbibliotheken.
Volgende keer, in november, vergaderen we in Utrecht.
donderdag 22 april 2010
Landelijk Overleg Vakreferenten Geschiedenis
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten